Een boete oké, maar die moet wel evenredig zijn

Je kunt de werkgever niet alles verwijten

Vier groenmedewerkers pakken het uit het water trekken van een omgevallen boom niet handig aan. Bij hun actie met de bedrijfsauto en een touw met katrol breekt een van hen zijn knie. De boete loopt flink op door vermenigvuldiging met een factor 4. Vindt de rechter dat evenredig?

Op 5 februari 2018 snoeien vier werknemers de bomen en stuiken in een recreatiegebied. Op zeker moment valt er een omgezaagde boom in het water. De vier mannen besluiten die uit het water te trekken met de bedrijfsauto. De auto staat haaks op het water en de mannen leiden het touw via een katrol aan een boom.

 

Bestuurder heeft geen zicht en ongeval is te laat gemeld

De bestuurder heeft geen direct zicht naar achteren. Daarom geeft een collega hem aanwijzingen. Twee anderen staan een stukje achter de auto. Als bij het oprijden het touw strak komt te staan, wordt een van hen geraakt en valt op zijn rechterknie. De gebroken knie wordt in het gips gezet. Een week later volgt alsnog een operatie met één nacht opname in het ziekenhuis. Het ongeval is niet direct gemeld.

 

Na onderzoek van de Inspectie SZW volgt een boete van 37.500 euro. Daarvan is 36.000 euro wegens overtreding van artikel 7.4, derde lid Arbobesluit (gevaar ongewilde gebeurtenis niet zoveel mogelijk voorkomen). En 1.500 euro wegens niet tijdig melden (artikel 9, eerste lid Arbowet). Bezwaar tegen de boete is vergeefs. De werkgever tekent beroep aan tegen het boetedeel wegens overtreding van artikel 7.4 Arbobesluit.

 

Boete terecht: gevaar niet voldoende voorkomen

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van SZW terecht heeft vastgesteld dat sprake is van overtreding van artikel 7.4 derde lid Arbobesluit. Want de medewerkers hebben het touw en de bedrijfsauto zo gebruikt dat de bestuurder geen goed zicht had op het touw. Bovendien kon hij de omgezaagde boom en de boom waaraan de katrol vastzat niet zien.

 

Ook was het touw niet strakgespannen, maar lag in een lichte boog op de grond. Op die manier hebben de vier een zone gecreëerd waar het touw bij het straktrekken overheen zou bewegen. Het slachtoffer stond, zonder dit te beseffen, in die zone. Het was de werknemers kennelijk niet duidelijk dat zij die gevaarlijke zone hadden gecreëerd. Daarnaast hadden zij de beweging niet zodanig gecontroleerd dat ze die tijdig konden afbreken om het ongeval te voorkomen. Daarmee valt de werkgever een verwijt te maken.

 

Maar causaal verband ongeval-kniebreuk niet aangetoond

Om die reden is het boetenorm bedrag van 9.000 euro met vier vermenigvuldigd. Maar de rechter vindt dat het verwijt aan de werkgever in causaal verband moet staan tot het letsel. De werknemer heeft echter verklaard dat hij vroeger tijdens een fietsvakantie letsel heeft opgelopen aan zijn rechterknie. Mogelijk had bij iemand zonder voorafgaand letsel de val op de knie niet geleid tot een breuk. Het letsel kan daarom niet aan de werkgever worden toegerekend.

 

Gevolgen relatief gering, verhoging boete niet evenredig

Verder zijn de potentiële gevolgen van het ongeluk relatief gering. De rechtbank acht de verhoging daarom niet evenredig. De boete moet immers worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze de overtreder te verwijten valt (artikel 5:46 Awb). Ook de staatssecretaris heeft op de zitting de onjuiste verhoging erkend. Hij heeft daarop het boetenorm bedrag niet met 4 maar met 3 vermenigvuldigd.

 

Maar de rechtbank acht de resterende 27.000 euro, gelet op de ernst van de overtredingen en de gevolgen, nog altijd niet evenredig. Hij acht matiging van de voorgestelde boete met 50 procent passend en geboden (13.500 euro).

Daarmee is het beroep gegrond. Het totale boetebedrag komt dus uit op 15.000 euro.

 

 

Bron: Rechtbank Haarlem, 10 april 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2752
Auteur: Rob Poort